‘De Jonge Akademie haalt je uit je bètabubbel en opent deuren’
Jim Portegies treedt als tiende TU/e’er toe tot De Jonge Akademie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW).
Wiskundige Jim Portegies is de tiende TU/e’er die toetreedt tot het selecte gezelschap van De Jonge Akademie van de KNAW. Zijn Eindhovense collega’s Tom de Greef en Liesbeth Janssen zijn sinds 2020 lid van dit nationale platform voor jonge topwetenschappers uit allerlei disciplines, en schoven samen met Portegies aan voor een gesprek. Janssen: “Het is een uniek platform, met een onafhankelijke stem, dat je eigen blik en die op de academische wereld verbreedt.”
Carlijn Bouten, Jan van Hest, Mark Peletier, Bettina Speckmann, Maaike Kroon, Johan van Leeuwaarden en Patricia Dankers. Deze TU/e-alumni van De Jonge Akademie (DJA) zijn niet de minste namen die Liesbeth Janssen, Tom de Greef en Jim Portegies zijn voorgegaan als lid van De Jonge Akademie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Zonder uitzondering gaat het om talentvolle, gedreven onderzoekers - allen inmiddels hoogleraar. Dat het een eer is om deel te mogen uitmaken van dit gezelschap, is evident, stellen Janssen, De Greef en Portegies eensgezind vast.
“Er hangt een bepaalde mate van prestige omheen”, zegt Tom de Greef, universitair hoofddocent synthetische biologie aan de faculteit Biomedical Engineering, over het lidmaatschap van DJA. Voordrachten voor kandidaten voor DJA worden aan universiteiten gedaan door de rector magnificus. “Het is wel een eer als je wordt gevraagd. Goed voor je cv, ook dat ja. Maar voor mij zit de meerwaarde er vooral in dat je met onderzoekers van compleet andere vakgebieden over wetenschap kunt praten. Ik ben een standaard hardcore bètaonderzoeker, bij De Jonge Akademie heb je compleet andere wetenschappers om je heen. Door die interdisciplinariteit krijg je compleet andere discussies”, zegt De Greef.
Wat is De Jonge Akademie?
De Jonge Akademie bestaat sinds 2005 en telt vijftig leden, die voor een periode van vijf jaar lid zijn. Elk jaar komen er tien nieuwe leden bij, en vertrekken er tien. De leden zijn topwetenschappers uit verschillende disciplines, die niet langer dan tien jaar geleden zijn gepromoveerd.
Leden van DJA organiseren activiteiten rond vier thema’s: inhoud en interdisciplinariteit, wetenschapsbeleid, wetenschap en maatschappij, en internationalisering. Wetenschappers over wetenschap dus. Een van de doelstellingen van DJA is het bevorderen van interdisciplinair onderzoek, door onderzoekers uit allerlei vakgebieden bij elkaar te brengen. Ook geeft het advies over wetenschapsbeleid aan wetenschappelijke organisaties en ministeries.
Uit je bubbel
“Je wordt echt uit je eigen bubbel getrokken”, vindt ook Liesbeth Janssen, universitair hoofddocent aan de faculteit Applied Physics. “En dat is ook een van de leukste dingen aan het lidmaatschap. Je discussieert met mensen over thema’s die we bij ons aan de universiteit onbewust vanuit bètaperspectief bekijken. Neem diversiteit, daar praten we aan de TU/e vaak intuïtief over, maar bij De Jonge Akademie heb ik er gesprekken over met sociale wetenschappers, die er onderzoek naar doen. Dat maakt de discussie veel interessanter en geeft me andere inzichten.”
Wanneer Jim Portegies, universitair docent bij de faculteit Mathematics & Computer Science, op 22 maart wordt beëdigd in het Trippenhuis in Amsterdam als lid van De Jonge Akademie, heeft hij één ervaring voor op Liesbeth Janssen en Tom de Greef. Zij zijn al twee jaar lid van De Jonge Akademie, maar werden vanwege de coronapandemie online ingezworen in dit gezelschap van jonge Nederlandse toponderzoekers. “We hebben wel een kennismaking gehad met het bestuur van de KNAW in het Trippenhuis, maar de toetreding ging via Zoom. Het Trippenhuis is zo’n mooi historisch pand en een bijzondere plek. Mijn ouders vonden het jammer dat ze mijn installatie daar niet konden meemaken”, vertelt Janssen.
Lid en dan?
En dan ben je onderdeel van een vijftigkoppige groep van talentvolle, gedreven jonge onderzoekers, afkomstig van allerlei universiteiten en onderzoeksinstellingen. En dan? “Ik had eigenlijk geen goed beeld van wat de DJA doet, maar nu ik lid ben, zie ik hoeveel projecten en activiteiten er zijn”, zegt Janssen. Een paar keer per jaar is er een ledenvergadering, daarnaast zijn er werkgroepen en staat het iedereen vrij een initiatief te starten, of zich aan te sluiten bij een van de thema’s. “Ik zit in de werkgroep Diversiteit en Inclusie, waarbij we onderzoeken of bepaalde etnische groepen ondervertegenwoordigd zijn binnen de academische wereld. In een andere werkgroep willen we de eisen voor tenure tracks aan alle universiteiten in Nederland vergelijken.”
Ik krijg zo’n energie van sparren met andere leden van De Jonge Akademie
Liesbeth Janssen, UHD bij Applied Physics en lid DJA
Janssen vervolgt: “Elke keer als ik vergader met mensen binnen DJA, krijg ik er energie van. En dat geldt niet voor al mijn vergaderingen in mijn dagelijkse werk”, zegt ze met een knipoog. “DJA is een uniek platform met een onafhankelijke stem die je blik op de academische wereld verbreedt.”
Erkennen en Waarderen
Geluiden vanuit DJA worden opgemerkt, merkt De Greef op - door bijvoorbeeld de politiek. Hij zit in een werkgroep die zich buigt over het nieuwe systeem van Erkennen en Waarderen van wetenschappers. “Zo hebben we contact met iemand uit de Tweede Kamer die Kamervragen wil stellen over dit onderwerp. Je mening wordt eerder opgemerkt als het vanuit De Jonge Akademie komt.”
De Greef stoort zich vooral aan het minder belangrijk maken van het competitie-element binnen Erkennen en Waarderen, terwijl Janssen dat juist een goede zaak vindt. Janssen: “Ik vind dat we in de academische wereld volstrekt zijn doorgeslagen in de competitie voor funding van je onderzoek. Dat is niet meer van deze tijd. Iedereen die aan onze universiteit wordt aangenomen als docent heeft daarmee per definitie het vertrouwen gekregen dat hij of zij capabel is om onderzoek en onderwijs te verrichten. En moet dan ook middelen krijgen om dat te doen, een soort basisfinanciering. Wetenschap is geen wedstrijd, dat wekt alleen maar wantrouwen onderling.”
Voor De Greef is wetenschap topsport en is de competitie voor funding essentieel - al vindt ook hij dat de slagingspercentages veel te laag zijn. “Het competitie-element zorgt ervoor dat ik mijn ideeën en doelen beter opschrijf, dat ik moet nadenken over wat mijn volgende stap zal zijn. Ik ben ertegen om iedereen maar zomaar geld te geven, dan krijg je op de lange termijn onderzoek van mindere kwaliteit.”
Ik ben het graag met iemand oneens en voer graag een goede discussie
Tom de Greef, universitair hoofddocent bij Biomedical Engineering en lid DJA
De levendige discussie aan tafel geeft maar aan dat ook binnen De Jonge Akademie niet altijd iedereen het met elkaar eens hoeft te zijn. “In de werkgroep Erkennen en Waarderen binnen DJA clasht het af en toe behoorlijk, omdat mijn mening wat afwijkt van die van de rest”, zegt De Greef met een brede glimlach. “Het geluid vanuit DJA is behoorlijk uniform, ik ben het graag met iemand oneens en voer graag een goede discussie.”
Binnen de projectgroep gaat De Greef mee onderzoeken waarom promovendi wel of geen wetenschappelijke carrière willen. De Eindhoven Young Academy of Engineering, waarvan De Greef, Janssen en Portegies ook lid zijn, deed hier vorig jaar aan de TU/e onderzoek naar, en dat pakt DJA nu landelijk op. “Uit het Eindhovense onderzoek bleek dat promovendi begeleiders zien ploeteren, dat het moeilijk is om funding te krijgen en dat ze bij ASML veel meer kunnen verdienen. Waarom zouden ze dan nog de wetenschap ingaan? We willen dit onderzoek doortrekken naar de alfa- en gammawetenschappen. Dit jaar gaan we veel promovendi interviewen over dit onderwerp om meer inzicht te krijgen. Het is leuk om hierbij betrokken te zijn.”
Aansluiting onderwijs
Portegies hoopt vooral op inzichten van DJA-leden uit andere disciplines in zaken die hij belangrijk vindt. Hij wil zich toeleggen op een betere samenwerking met het voortgezet onderwijs en de aansluiting op universiteiten. “Ik merk dat de kennis waarmee studenten bij ons binnenkomen, niet altijd voldoende is. We kunnen dan wel zeggen ‘dit willen we’, maar we hebben weinig ervaring met het voortgezet onderwijs. Die brug moeten we zien te slaan. Dat zou ik binnen de DJA willen doen door stage te lopen binnen het voortgezet onderwijs.”
Ik zie veel collega’s worstelen - en worstel zelf ook. Erover praten is moeilijk, terwijl dat zó belangrijk is
Jim Portegies, universitair docent bij Mathematics & Computer Science en nieuw lid van DJA
Daarnaast is welzijn een belangrijk thema voor hem. Van studenten, én van medewerkers. “Ik merk dat eerstejaars studenten wiskunde vaak moeilijk vinden. Ze denken dat ze niet slim genoeg zijn, dat ze het niet kunnen. Ik ga het gesprek met ze aan en probeer ze hun onzekerheden even te laten vergeten, zodat ze zich kunnen concentreren op de wiskunde. Ik geef mijn onderwijs heel intuïtief, maar er zijn ook mensen die zich hier professioneel mee bezig houden en er een andere kijk op hebben, daar hoop ik van te leren binnen DJA”, zegt hij.
Portegies vervolgt: “Ik zie ook veel collega’s worstelen met bijvoorbeeld werklast en de angst om niet goed genoeg te zijn. Dat komt de kwaliteit van ons werk uiteindelijk niet ten goede. Ik worstel daar zelf ook mee, maar erover praten is nog steeds een taboe. Terwijl je eigenlijk gewoon wilt dat mensen met elkaar in gesprek gaan. Dat vraagt een cultuurverandering, ik hoop hier binnen De Jonge Akademie mee aan de slag te kunnen.” “Wat goed dat je hier oog voor hebt”, zegt Janssen goedkeurend.
Janssen geeft nog een laatste boodschap mee aan nieuwkomer Portegies: “Het is een privilege om met zoveel interessante mensen te kunnen samenwerken aan thema’s die ons allen aan het hart gaan. Je bent nu in de positie om daar iets aan te doen. Leef je uit!”
TU/e'ers over hun tijd bij De Jonge Akademie
TU/e-onderzoekers hebben zitting (gehad) in De Jonge Akademie sinds de oprichting ervan in 2005. Dit zijn Carlijn Bouten (2005-2010), Jan van Hest (2005-2010), Mark Peletier (2006-2011), Bettina Speckmann (2010-2015), Maaike Kroon (2012-2017), Patricia Dankers (2015-2020), Johan van Leeuwaarden (2015-2020), Tom de Greef (2020-2025), Liesbeth Janssen (2020-2025) en Jim Portegies (2022-2027).
Hoogleraar wiskunde Mark Peletier zat van 2006 tot 2011 in De Jonge Akademie. “Waar ik vooral veel van heb opgestoken, is de interactie op hoog niveau met wetenschappers uit heel andere disciplines. Dat was echt blikverruimend voor mij. En ik weet nog dat ik enorm onder de indruk was van de kwaliteiten van deze mensen en hoe capabel ze waren.”
Jan van Hest, hoogleraar bio-organische chemie, was lid van de eerste lichting van DJA in 2005. “We kregen de vrije hand om de DJA vorm te geven. We kozen drie thema’s waar we actief op wilden zijn - wetenschapsbeleid, loopbaanontwikkeling en wetenschapscommunicatie. Ik hield me met het laatste onderdeel bezig. We ontwikkelden een programma rondom eten en met een grote Amerikaanse schoolbus gevuld met DJA’ers reden we naar middelbare scholen om op speelse wijze te laten zien hoe leuk en interessant wetenschap is. Ik leerde meteen mijn DJA collega’s beter kennen, met hun passie voor hun vak. Nog steeds kom ik mijn oud-DJA collega’s tegen. De band die je aan het begin van je loopbaan vormt, blijft lang bestaan!”
Hoogleraar regeneratieve geneeskunde Carlijn Bouten behoorde ook tot de eerste lichting. “Voor mij voelde het alsof we met een soort nieuw elan en soms op onconventionele wijze een nieuwe wind lieten waaien door wetenschapsland. In die eerste jaren heeft de DJA zich bijzonder goed georganiseerd en een eigen stem, identiteit en verantwoordelijke rol gekregen in de wetenschap én de maatschappij.”
“Mijn opleidingen en onderzoek waren tot die tijd altijd multidisciplinair van aard, maar hier kon ik mijn interesses en inzichten nog verder verbreden. Ik heb veel beter geleerd om vanuit andere onderzoeksvelden naar mijn eigen vakgebied - regeneratieve geneeskunde - te kijken. Zo hebben we het project ‘De Maakbare Mens’ gestart, waarbij ook ethiek, maatschappelijke acceptatie, de wens van de patiënt, wetgeving en geschiedenis om de hoek kwamen kijken.”
“Wat echter de meeste invloed op me heeft gehad, is dat ik in een omgeving kwam met onderzoekers van mijn eigen leeftijd, in hetzelfde stadium van hun carrière, met dezelfde interesses en drive - en tegenslagen -, die samen iets wilden en gingen bereiken. Ik denk dat het daarom heel waardevol is dat ook op de individuele universiteiten dergelijke academies zijn opgericht en er ruimte komt voor deze ontwikkeling van individuele jongere onderzoekers die over de grenzen van hun vakgebied gezamenlijk nadenken en invloed kunnen hebben op onderzoeksrichtingen, onderwijs, beleid, regelgeving, samenwerking, carrièreperspectieven, et cetera.”